De zaak Johan Cristiaan Meijer

Reconstructie van de gebeurtenissen op 11 mei 1940

De volgende reconstructie is gebaseerd op de processen-verbaal die zijn opgemaakt in de zaak tegen Chris Meijer op verdenking van desertie en in de beschrijving die later onder meer is gepubliceerd door historicus Lou de Jong in zijn Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog. In mei 1940 was sergeant Meijer commandant van twee stukken pantserafweergeschut van de 19de compagnie pantserafweergeschut (PAG). Na de Duitse inval op 10 mei 1940 had Meijer met zijn sectie stelling genomen in de zogeheten "stoplijn": de achterste verdedigingsstrook van het front. In dit geval betrof dit de Grebbelinie, waar in de meidagen van 1940 de opmars van het Duitse leger meerdere dagen werd tegengehouden door Nederlandse troepen op en rond de Grebbeberg bij Rhenen. In de ochtend van 11 mei, bij het uitbreken van de Slag om de Grebbeberg, bevond Meijer zich bij het zuidelijkste stuk toen dat onder een storend Duits artillerievuur kwam te liggen. Hoewel dit storende vuur nauwelijks schade aanrichtte, werden Meijer en zijn manschappen erg onrustig.

Omdat de Duitsers op dat moment zelfs nog niet door de voorposten van de Grebbelinie gebroken waren, lieten zich op de positie van Meijer nog geen pantserwagens zien. Meijer beschikte met zijn sectie slechts over pantserbrekende munitie en niet over brisantgranaten. Dit munitierantsoen maakte zijn wapen voor infanteriebestrijding ongeschikt. Hierdoor kon Meijer niets uitrichten met zijn pantserafweergeschut, waardoor bij hem het idee ontstond dat zijn inzet ter plaatse niet zinvol was. Nadat ook de verbinding met zijn tactische commandant was uitgevallen, besloot hij daarop om omstreeks 11.00 uur zich met het stuk waar hij zich op dat moment bij bevond terug te trekken. Hij liet de auto-trekker aankoppelen, zijn stuk aanhaken en vervolgens eerst een stuk richting front rijden om vervolgens, zelf op de motor gezeten, voorlangs de stelling over de Cuneraweg naar het westen te rijden. Het andere stuk van zijn sectie liet hij, inclusief bemanning en zonder hen in te lichten (ondanks dat hij vlak langs hen reed), achter in hun stelling. In plaats van zich te melden bij de dichtstbijzijnde hogere eenheid besloot hij verder westwaarts te trekken met het idee ergens in de Vesting Holland de strijd voort te kunnen zetten. Vijftig kilometer verderop, bij Loenen aan de Vecht, werd hij aangehouden door de plaatselijke veldwachter, die Meijer en zijn sectie overdroeg aan de militairen in de kazerne in Nieuwersluis.


Krijgsraad

Al op 12 mei werd hij voor een krijgsraad te velde gebracht om te worden berecht. Deze krijgsraad was in alle haast gevormd om wat men tegenwoordig zou noemen 'snelrecht' te spreken over muitende en anderszins (vermeend) laakbaar handelende militairen binnen het IIe Legerkorps.

Op 11 mei was de hogere legerleiding volkomen verrast door de onverwachte val van de voorpostenstrook bij de Grebbeberg. Inlichtingen wezen er op dat slechts verkennende Duitse formaties zich tegenover de Grebbelinie konden begeven. In werkelijkheid waren reeds twee Waffen SS stoottroep bataljons en twee afdelingen artillerie in de vroege ochtend van 11 mei gereed geweest voor actie. Aan Nederlandse kant meende men dat de ca. 500 man in de voorpostenstrook voor verkenners op de loop waren gegaan. De commandant van het IIe legerkorps, generaal-majoor Harberts, had, op basis van door hem veronderstelde grote lafheid onder Nederlandse militairen bij de gevechten rond de Grebbeberg, de door hem samengestelde krijgsraad bij installatie medegedeeld niets anders dan een doodvonnis te verwachten. Vooraf liet hij een aantal stafleden een voorselectie maken van zware gevallen van desertie, zodat de krijgsraad vrijwel zeker tot een veroordeling zou komen. Het dossier van de sergeant-capitulant Chris Meijer leek zo'n harde zaak. De generaal wilde op deze wijze een "afschrikwekkend voorbeeld" stellen om de Nederlandse militairen tot standvastiger vechten aan te zetten.
De krijgsraad te velde (met als lid onder andere kapitein-adjudant Johan Greter) kwam na drie kwartier tot een oordeel: Meijer werd ter dood veroordeeld. Nog dezelfde dag, om drie uur 's middags, werd Chris Meijer op 22-jarige leeftijd op de schietbaan bij Doorn door een vuurpeloton doodgeschoten. Meijer liet een tweetal brieven na: aan zijn ouders en aan zijn verloofde. Hierin suggereerde hij dat hij ernstig gewond was geraakt en spoedig zou sterven. Hij werd begraven op de Oude Algemene Begraafplaats in Doorn. Nadat de ouders van Meijer en zijn verloofde op de hoogte waren gebracht van zijn overlijden, haalde vader Meijer het stoffelijk overschot van Chris op in Doorn. Dominee Faber, die Meijer in zijn laatste ogenblikken begeleid had, stelde de vader van Chris Meijer op de hoogte van de werkelijke toedracht van diens dood. Vader Meijer stelde daarna alleen de verloofde van Chris op de hoogte. Chris Meijer werd herbegraven op de Oude Algemene Begraafplaats aan de Harderwijkerweg in Dieren. Zijn moeder zou het ware verhaal over de dood van haar zoon pas horen in 1970 nadat de actualiteitenrubriek Avro's Televizier Magazine aandacht aan de zaak besteedde.


Controverse

Jarenlang is het echte lot van Meijer vrijwel onbekend gebleven. Pas in 1970, na de publicatie van een tweetal boeken – deel 3 van "Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog" van Loe de Jong en "De zaak van sergeant Meijer" van J.F.A. Boer, journalist bij Het Parool – kwam de toedracht voor een groot publiek aan het licht.
De publicaties over de zaak leidden tot veel beroering. Zo had Harberts nooit de impliciete opdracht aan de krijgsraad mogen geven om tot een veroordeling te komen; de krijgsraad hoort onafhankelijk haar werk te kunnen doen. Daarnaast had er formeel gezien tussen het vonnis en de executie minimaal 48 uur gewacht moeten worden. Dat is op bevel van Harberts niet gebeurd omdat hij snel een "afschrikwekkend voorbeeld" wilde stellen. Dit is overigens niet gelukt, want het bericht van de executie van Meijer heeft de Nederlandse troepen op de Grebbeberg nooit bereikt.

Aan de andere kant had Meijer als beroepsmilitair moeten weten dat zonder overleg en zonder plan terugtrekken niet de juiste handelwijze was. Bovendien had hij op zijn tocht verscheidene malen de gelegenheid zich bij een andere eenheid te melden en beschikbaar te stellen (de commandopost van majoor Jacometti lag bijvoorbeeld slechts 400 meter achter hem); dat deed hij echter niet.

In de loop der jaren zijn verschillende pogingen ondernomen om Meijer te rehabiliteren en zijn naam weer toe te voegen aan het monument voor de gevallenen in Rheden, Meijers woonplaats. Zijn vermelding op dit monument was namelijk in 1948 na een anonieme brief verwijderd. Onder andere in 1970 en in 1997 werd er op tv aandacht aan de lotgevallen van Meijer geschonken. De uitzending van "Avro's Televizier" in 1970 leidde ertoe dat Harberts, nadat hij veel kritiek over zich heen kreeg, Nederland ontvluchtte wegens bedreigingen. Kamervragen van de PvdA leidden niet tot resultaat. In 1998 maakten Hans Keller en Henk Hofland voor de VPRO een gedramatiseerde documentaire in de serie "Verhalen uit het land van de voldongen feiten" met de titel "De zaak van de sergeant Meijer". Dit leidde opnieuw tot Kamervragen, ditmaal van de SP. De minister van Defensie liet in 1998 in antwoord op die Kamervragen weten geen reden voor rehabilitatie te zien. Wel werd er in 2000 op de begraafplaats in Dieren, waar Meijer begraven ligt, op particulier initiatief een gedenksteen geplaatst. Ook in 2010 drong de SP aan op eerherstel.